Ik draag ondergoed gemaakt van polypropeen, het dikste warmte vasthoudend materiaal dat er is. Ik draag snowboots met dikke sokken, een katoenen legging, een spijkerbroek, een vest, een bodywarmer, leren gevoerde handschoenen, een dikke wollen sjaal, een bivakmuts en een lange harde leren jas. Zelfs mijn ogen zijn onder een skibril verstopt. Met deze maatregelen ben ik een heel eind op weg om de ijzige Antarctica-kou te trotseren.
De mond van de stad ligt tegenover de Antarctische oceaan met poolkappen die geleidelijk smelten. Ondanks de extreme kou is het deze inwoners gelukt om hier met gemak te leven. Met huizen van ijsblokken in plaats van stenen of beton. Ik sta voor het grote ijsrestaurant waar ik net een sobere lunch heb genuttigd en kijk in de verte. Gebiologeerd door het uitzicht staar ik met open mond naar de inwoners. Ik vraag me af hoe zij zich met zo weinig kleren aan kunnen blootstellen aan de extreme kou. Af en toe dwing ik mezelf uit mijn comfortabele warme gevangenschap om foto’s van de spelende kinderen te maken. In tegenstelling tot mij, en de honderden andere toeristen die rondlopen, hebben deze kinderen, en hun ouders, weinig tot geen kleren aan. Ze zijn net als ik allemaal zwart en de meerderheid komt uit West-Afrika. Mijn oorsprong ligt ook in West-Afrika, maar hoe kan het dat ik ondanks mijn dikke winterkleren de kou tot in mijn botten voel?
‘Ik vraag me af hoe zij zich met zo weinig kleren aan kunnen blootstellen aan de extreme kou.’
Het is min veertig graden. De kinderen rennen en gillen. Via een ladder klimmen ze omhoog op een ijsberg en glijden dan met een snelle vaart naar beneden. Andere kinderen, vermoeid en verhit van het glijden, lijken af te koelen in een waterstroom die op wondere wijze met deze temperaturen zijn baan zoekt naar de grote oceaan. Naast de kinderen zijn er voornamelijk vrouwen die zich comfortabel op rotsen hebben genesteld en toekijken hoe hun kroost zorgeloos geniet. De mannen bevinden zich verspreid over het water met netten, hengels en kleine boten om te vissen. Toeristen waarvan ik vermoed dat ze voornamelijk uit Japan, Rusland en de VS komen, lopen rond en maken honderden foto’s.
Ik heb afgesproken met Sunny, de eigenaar van het ijsrestaurant die voornamelijk de toeristen bedient. Hij had me iets toevertrouwd toen ik bij hem geluncht had eerder vandaag. Hij gaf me de menukaart waarop ik twee rijen ontwaarde. De eerste rij bestond uit gerechten voor zwarte mensen en in de andere rij stonden gerechten voor witte mensen. Ik vond de indeling bizar en het riep boosheid in me op. Ik vroeg hem waarom ze hiervoor gekozen hadden.
‘Zo doen we het hier en als het je niet bevalt, dan ga je maar naar een ander restaurant!’ was zijn antwoord.
‘Maar dit is het enige restaurant hier’, riep ik uit. Hij liep weg, terwijl ik mijn telefoon pakte om een foto van de menukaart te nemen. Ik wilde niet al te veel stennis schoppen en besloot een thee te bestellen. Ik bestudeerde het rijtje met gerechten voor zwarte mensen en zag dat ik alleen zwarte thee mocht drinken. Ik bestelde de thee en een omelet voor zwarten. Ik keek om me heen en zag dat ik de enige zwarte man was. Om mij heen zaten Russen, Japanners en Amerikanen rustig te kauwen. ‘Zij hebben blijkbaar geen probleem met de rassenindeling op de menukaart’, dacht ik nog terwijl ik wachtte op mijn bestelling.
Toen Sunny mijn thee kwam brengen fluisterde hij samenzweerderig: ‘Jij bent de enige zogenaamde toerist die hier niet is gekomen met slechte bedoelingen!’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik hem.
‘Het lijken toeristen, maar feitelijk zijn het vermomde spionnen. Maar geen zorgen, we zijn goed voorbereid om hun een lesje te leren.’
Sunny blijft gebogen over mijn tafeltje staan en fluistert vertrouwelijk verder. ‘Mijn oudere broer, dokter koning Dandogo, heeft Mofou City opgericht. Hij voer, jaren geleden, met een boot vol zwarte vluchtelingen naar Antarctica. Ze hebben het eiland 1Gedurende de vroege kolonisatie van Antarctica wordt er afwisselend gerefeerd aan het continent als 'het eiland', 'het Nieuwe continent' en 'Antarctica'. Pas na het geleidelijk terugtrekken van
Hij gaf me een knipoog en draaide zich abrupt om alsof we nooit een gesprek hadden gehad. Na deze merkwaardige woorden en de bizarre menukaart wist ik zeker dat ik deze man wilde interviewen.
‘Ik bestudeerde het rijtje met gerechten voor zwarte mensen en zag dat ik alleen zwarte thee mocht drinken.’
Starend naar de spelende kinderen word ik plotseling licht in mijn hoofd en zie ik vier gespierde zwarte mannen op mij af komen. Ze komen naast mij staan. Ik voel een enorme maagkramp die mijn buik verhardt. Ik sla mijn armen om mijn buik en buig een beetje voorover. De pijn is zo hevig en dwingt me op de grond te gaan zitten. Ik voel direct pijnscheuten in mijn benen en voeten. Mijn hoofd wordt heel zwaar en op het moment dat ik wil gaan praten, kan ik geen woorden vormen door een laag schuim die zich in mijn mond heeft gevormd. Ik voel mijn lichaam schudden en op datzelfde moment ontfermen de vier mannen zich over me en proberen mijn lichaam in bedwang te houden.
Ik doe mijn ogen open en knipper een paar keer. Het is net of ik me in een film bevind. Op raadselachtige wijze bevind ik me ineens weer op een stoel in het restaurant van Sunny, die tegenover me zit.
‘Het interview kan beginnen’, zegt hij met een glimlach.
‘Wat is aan de hand, wat is er gebeurd? Waarom ben ik hier?’
‘Rustig maar. Je werd net onwel en ik vroeg mijn mannen om je naar binnen te brengen. Gelukkig gaat nu al weer veel beter met je.’
Ik zit te zweten alsof ik uit de sauna kom.
‘Ik vind het heet hier, mag ik mijn jas uitdoen?’ vraag ik.
‘Tuurlijk’, antwoordt Sunny.
Ik trek niet alleen mijn dikke jas uit maar ook mijn trui en T-shirt. Het kan me niets schelen dat ik ineens in ontbloot bovenlijf voor hem zit. Ik heb het zo warm dat uit mijn openstaande poriën zweetdruppeltjes parelen als water uit een douchekraan.
‘Je hebt vanaf nu deze kleren hier niet meer nodig’, zegt Sunny.
‘W-w-wat heb je met mij gedaan?’ stamel ik.
Sunny glimlacht en zegt: ‘Welkom thuis broeder. Je bent nu één van ons.’