Ieder continent heeft z’n eigen droomtijd, een tijd die niemand zich goed meer herinnert en waar enkel nog hunebedden, rotsschilderingen en wat overgroeide, verkruimelde piramides stilletjes van getuigen. Europa heeft de neushoorns en pony's van Lascaux, Australië heeft de Wandijna-schedels in Kimberley, en wist u dat de Zwartvoetindianen rond hun jachtgebied vagina’s in de rotsen kerfden?
Maar wat heeft Antarctica? Lange tijd bestond er onder antropologen consensus dat Antarctica zo’n droomtijd miste. Jamal Rasmussens theorie van het maatschappelijk onderbewuste is zelfs geheel gebaseerd op de these dat de ‘Antarctische psyche’ het best begrepen kan worden als een ‘opnieuw beginnen’ zonder ‘sporen van het verleden’. Ook
Dat is echter een, lui, vooroordeel. Al vanaf de tweede generatie permanente bewoners van Antarctica bestaat er een narratieve traditie die omschreven kan worden als een ‘station cult’. Met name het oude wetenschappelijk onderzoeksstation McMurdo is een belangrijke discursieve marker in het zelf-begrip van vroege Antarctianen.1Archieven van de eerste kolonisatie wijzen uit dat Murdo een populaire naam was voor jongens en in kleine gemeenschappen aan de rand van de ontginningsgeneraliteiten was zelfs de naam Saaiens (verbastering van het Engelse ‘science’) een populaire meisjesnaam. In verschillende Antarctische sprookjes treedt ‘het station’ of ‘MacMoerdo’, soms ook ‘MaMardo’, als een plek waar ‘verloren kennis’ verborgen ligt.2In tegenstelling tot wat veel mensen denken verwijst de naam van het onafhankelijke kolonistendorp New Machu Pichu niet direct naar de Inca-ruïne in de Andes, maar naar het Peruviaanse wetenschappelijk station Machu Pichu op King George Island.
En wat te denken van de rol van de scientist? De scientist, of zelfs algemener ‘science’ in de vroege station cult, is een wijsgeer of een Kassandra-figuur. Onderzoeker Tomás Muñz, die embedded was bij de eerste golf permanente bewoners, wijst erop dat de figuur van de scientist opmerkelijke parallellen vertoont met Utnapishtim, de Noach-figuur uit het Mesopotamische Gilgamesj-epos, die van de Goden de opdracht kreeg om een boot te bouwen en zo de zondvloed te overleven. Utnapishtim heeft het eeuwige leven, maar niet de eeuwige jeugd, op een verborgen berghelling geeft hij Gilgamesj mythologische kennis. Net als in het epos van Gilgamesj is de scientist een spiegel van de ‘held’, hij is te oud en fragiel om te handelen, en zijn kennis verwijst naar een wereld (van voor de zondvloed) die er niet meer is.
Zo bezien vormt de scientist een ‘grens’, iets dat eraan herinnert dat er een tijd voor ons ligt die niet meer de onze is. Waar kennis bestond die niet meer kennis is van onze wereld. Maar het is tevens de grens die het begin markeert van onze identiteit, een constitutive outside die Antarctianen wel degelijk met elkaar, en met de tijd van voor onze tijd, verbindt.