Pas een week later, op de eerste dag van de lente, wanneer je om twaalf uur ’s middags een kwartiertje daglicht hebt, werd de ravage werkelijk zichtbaar. Opengereten voedselsferen, grondzeil dat aan raffels lag en overal aangevroten bedrading. Van de vijfentwintig kolonisten die in de winter van vorig jaar kamp hadden opgeslagen in de golf van
Zeven mensen konden naderhand geëvacueerd worden, maar vijf kolonisten overleefden het incident niet. Aan het wapperende plastic en de omgevallen containers plakten hier en daar nog een zwart veertje, witte dons en zelfs een geel pluimpje. Bewijsmateriaal achtergelaten door de slordige boosdoeners.
Kamp Biskaje had, net als alle outpost-kampen, de taak om de grond te bemesten en aan het einde van de winter over te gaan op het aanleggen van het internet. Het had, kortom, een routineklus moeten zijn, maar het ontaarde in een freak accident. Rond half drie ’s middags werden de bewoners opgeschrikt door een tetterend gegil – dat was niet de wind die gewoonlijk door de golf van Nieuw Biskaje spookt. Het kampement werd overmand door een groep (zuidelijke) rotspinguïns.
Tot op heden is het onduidelijk wat de vogels in beweging bracht – of het honger of doodsangst was – maar volgens ooggetuigen uit het Kamp waren de beesten in een opperste paniek. De beesten stroopten de lagen zeil van de tenten af, ze pikten in de grondzeilen die over de akker gespannen waren. Kostbare mest waaide direct de golf in. De atmosferische voedselkoepels gingen aan flarden.
‘Je leert op school dat pinguïns niet kunnen vliegen’, vertelde kolonist Esther Räf later aan
Al snel leidde het Biskaje-incident tot een in de media breed uitgemeten, kakofonische discussie over hoe het incident te begrijpen, sommige uitwisselingen waren welhaast vroeg eenentwintigste-eeuws in hun felheid.1Sommige participanten van het debat gingen zelfs kortstondig over tot het herintroduceren van hashtag-communicatie.
‘Afschieten!’ was een veelgehoorde reactie. Andere discussianten meenden juist dat het voorval voor hen bevestigde wat ze altijd al vreesden: dat we als indringers de vogels tot razernij dreven. De consternatie nam na een jaar weer af, maar dat weerhoudt ons er niet van het incident te analyseren met een wijsgerige blik.
"Tot op heden is onduidelijk wat de vogels in beweging bracht, of het honger of doodsangst was."
Op het eerste gezicht vallen de meeste reacties terug te brengen tot twee filosofische scholen. De ene school ziet het Biskaje-incident als een falen van de mens. Het argument is dat de kolonisten hun geïmpliceerde zorg voor de pinguïns hebben verzaakt.2De notie van geïmpliceerde zorg gaat terug op een theologische notie die soevereiniteit of ‘beschikking’ direct verbindt met een imperatief tot zorg. Deze notie werd geformuleerd tijdens het vierde Vaticaans Concilie dat Paus Franciscus III organiseerde in 2081; in de kern betekent het een afwijzen van wat in de economie ‘externalities’ wordt genoemd. In feite, zo luidt het standpunt, begon het incident veel eerder dan die donkere middag in augustus, en wel met het besluit om nóg een baai te ontginnen.
Zo redeneert bijvoorbeeld
Volgens de andere school is de pinguïn zelf een indringer geweest. De vogels, zo luidt hier het argument, komen immers niet oorspronkelijk uit Antarctica, de pinguïn is een zich aanpassende interloper; een vogel die zijn vermogen tot vliegen heeft afgelegd, die eigenlijk ook niet goed meer kan lopen getuige de bouw van z’n skelet. Omdat dat opportuun was op een vlakte van ijs. Zoals Olaf Aun, bijzonder hoogleraar verplaatsingsethiek aan het
‘Niemand trok het recht van pinguïns om op Antarctica te zijn in twijfel toen het continent nog volledig met ijs was bedekt. En niemand spande zich in om een veilig plekje te maken op Antarctica voor, pak ‘m beet, de kaketoe. Maar zoals we allemaal weten gedijt een pinguïn niet op rotsen, akkers en kiezels.3Volgens wetenschappers zitten we momenteel in de ‘tweede uitstervingsgolf’; pinguïns op nieuw ontgonnen grond op Antarctica lijden op grote schaal aan ‘bumblefoot’, een chronische ontsteking aan de klauw/voet die wordt veroorzaakt door het openhalen van de klauw/voet aan rotsachtige grond en het blootstellen van de klauw/voet aan niet-Antarctisch-eigen bacillen die dankzij bemesting van Antarctische akkers op het continent aanwezig zijn. Ik zou zelfs zover willen gaan als zeggen dat onder de huidige omstandigheden de pinguïn en niet de mens indringer is op Antarctica. Het is een vorm van valse romantiek om de kolonisten van Nieuw Biskaje af te schilderen als een stel illegitieme krakers en een verdwaalde kolonie rotspinguïns als de wraak van de natuur’, aldus Aun.
Daarmee zou professor Aun weleens de kern van de zaak te pakken kunnen hebben: interessanter dan de werkelijke toedracht van de destructie van Kamp Biskaje is de diepere receptie ervan. De kern van de problematiek is niet te bepalen door academische scholen, maar gaat dieper en resoneert mijns inziens op een moreel niveau bij alle bewoners van de nieuwe wereld. Anders gezegd: het Biskaje-incident is een perfecte rorschachtest voor hoe iemand de rol van de mens in de natuur ziet.
Het komt neer op ‘vloedschuld’.
Het komt neer op wat essayist
Toch is Sanntag geen nihilist. Uit haar werk blijkt wel degelijk dat het universum niet onverschillig is en dat de rekening wordt vereffend. Wat we volgens Sanntag met de vloed verloren zijn is niet alleen de plekken waar we vroeger konden leven. Daar hebben we nu juist nieuwe plekken voor in de plaats gekregen. Maar wat we in ruil voor nieuw grondgebied verloren zijn is het idee van ‘oorsprong’. Het idee dat het überhaupt een zinvol, bruikbaar woord is – hoezeer we er ook naar hunkeren.
‘“Oorspronkelijkheid”,’ schreef ze, ‘is een notie van vóór de vloed. Een woord van politici en reactionaire bergbewoners, een concept dat is weggespoeld met het zinken van Manilla, Vlissingen, Lagos en Miami.’