‘Ik snap niet waarom de overheid er niks over zegt’, zei de onbekende vrouw met het rode haar, de henna moko en de antracietgrijze ogen.
‘De overheid liegt’, zei Skaði.
‘Niettemin’, zei de vrouw.
Het gesprek had een ernstige wending genomen en dat beviel Skaði niks – daarvoor was ze verdomme niet de berg afgekomen. Ze probeerde de intimiteit van eerder te herstellen door, met haar elleboog op de bar, in de richting van de vrouw te leunen. Al snel klonk er een vermanende piep uit een grensbewaker – de vrouw had klaarblijkelijk ongemerkt haar personal space opgerekt. Damn...
‘Het ís een stuk kouder, dat kun je onmogelijk ontkennen’, zei de vrouw. Wat was haar naam ook alweer? Niet dat het uitmaakte.
‘Dat hoort erbij’, zei Skaði.
‘Waarbij?’
‘Het weer.’
De vrouw schudde haar hoofd op een manier die verried dat alle kansen op een zachte nacht nu verkeken waren. Skaði zocht naar een manier om het onderwerp te veranderen, maar de vrouw wenkte de servicebot al. Rekening, ma’am? Rekening. De vrouw keek de kunstmens diep in de ogen, tot hij knipoogde en de transactie volbracht was.
‘Het is niet dat ik je niet geloof...’ probeerde Skaði nog. Maar de vrouw was al van haar kruk gegleden om met minimale plichtplegingen in de richting van haar kamer te verdwijnen.
De overheid. Right. Wie geloofde sinds de Deep Fake War nog in zoiets als de overheid?1Een Wereldoorlog die werd uitgevochten via diverse media, met gefabriceerde beelden van nooit gevoerde veldslagen, nooit gegeven politieke toespraken en bijbehorende uit de virtuele duim gezogen reportages. De oorlog was onderdeel van een geopolitiek machtsspel en verhulde een aantal wel degelijk uitgevoerde militaire operaties. Of in het nieuws, wat tenslotte maar een voortzetting van de overheid was met andere middelen? Zelfs wat je met eigen ogen had gezien, was gerucht. Alleen de sterren aan de hemel waren wat Skaði betreft betrouwbaar, al vertegenwoordigden die een schitterende, oude waarheid die met vertraging van aeonen aan hemelvorsers zoals zij werd voorgeschoteld. Dus wat kon je als mensen onder elkaar doen, anders dan verhalen vertellen en jezelf openbaren met verzinsels? (Skaði had net bijvoorbeeld gezegd dat ze hier nooit kwam en dat ze nog nooit zulke indringende ogen had gezien.)
Sommige mensen hadden zichzelf aangeleerd in allegorieën te spreken, in de hoop een hoger niveau van waarheid te kunnen aanraken, maar dat leidde tot een mystieke taal die Skaði niet begreep of wilde begrijpen. Hoe dan ook, de literatuur floreerde, in elk geval kwantitatief. En dan vooral de orale traditie, en dan vooral in Zuchelli Hotel & Bar, dat op zijn klif gezeten de clientèle de illusie van een tijd buiten de tijd aansmeerde.
Skaði bestelde nog een droge Martini en een dosis poedersneeuw, draaide zich om op haar kruk en monsterde de ruimte. Het was middernacht, maar goed, dat was het al maanden. Hoewel... Volgens haar interne plug-in was het ook daadwerkelijk middernacht, ook wel: balkduister, ook wel: het Uur van het Zwarte Hart. Dan kon je maar het beste hier zijn, onder de mensen, hoewel het niet erg druk was, vandaag. Beroemde en beruchte gasten van weleer waren als hologrammen aan lege tafels aangeschoven ter opvulling – ze herkende in de gauwigheid
"Afkoelende aarde? Apekool."
Ze stond op – even de benen strekken – en liep naar het grote raam dat zicht bood op een maanverlichte zee die op de kliffen beukte, zodat met tussenpozen regen van zeedruppels het verlaten terras geselde. Skaði woonde in een zelfvoorzienende koepelwoning landinwaarts, hoog in de bergen, maar ze hield ook van de zee. En toegegeven: van roesmiddelen en van wat ze ‘het warmen van het vlees’ noemde. Dus hooverde ze op gezette tijden de berg af, om hier een avond door te brengen die geregeld overliep in een nacht in de hotelkamer van een vreemde. Maar voor wie alleen op een berg woont, zei ze vaak, is iemand met wie je uren gesproken en gedronken hebt het equivalent van een goede vriend.
Wat had de vrouw nou allemaal beweerd? O ja, complottheorieën over de afkoelende aarde... Nu zat het toch in haar hoofd... Kom op, niet aan denken. Afkoelende aarde? Apekool.
Aan een tafeltje zag ze twee mannen zitten die zich hadden laten fixeren op een gedistingeerde leeftijd – peper en zout-baardjes, maatkostuums, subtiele belijning. Niet helemaal haar smaak, ook al waren ze met z’n tweeën. Iemand anders? Een jong, zwart meisje – echt te jong, of misschien leek dat maar zo – zat in polkadots een milkshake te drinken. Verder was het niet veel soeps vandaag. Niet dat ze per se uit was op vintage seks; een levendig, niet al te zwaar gesprek was haar al evenveel waard. Desnoods wilde ze wel met de roodharige vrouw over de afkoelende aarde praten. Misschien had ze toch niet eerder zulke indringende ogen gezien.

Terug aan de bar moest ze erkennen dat het onderwerp haar een onprettig gevoel had gegeven, juist omdat ze zelf had aangevoeld dat er iets aan de hand was, maar dat had proberen weg te redeneren. (Het is maar een abberatie... Het weer, niet het klimaat... Kwestie van een extra laag thermische kleding en vooral niet zeuren...) Maar toen in kort tijdsbestek record op record gebroken werd, werd het steeds lastiger vol te houden. Klimatologisch had deze wereld op zeker moment het optimum bereikt, zodat het op Antarctica redelijk prettig toeven was. Toegegeven, dat optimum was verre van optimaal voor al die sukkels die hun eigen habitat naar de vaantjes hadden geholpen, maar dan hadden ze dat maar niet moeten doen, right? Maar als het waar was wat de vrouw had gezegd dan zou Antarctica... Ze probeerde de gedachte af te schudden met een vingertje poedersneeuw.
‘Iedereen weet’, had de vrouw op docententoon gezegd, ‘dat de economische en geopolitieke kansen die een warmer klimaat de Russen, Japanners, Canadezen en Amerikanen korte tijd boden – dankzij het beschikbaar komen van de Noordelijke passage – teniet zijn gedaan door de schade van overstromingen, bosbranden, droogte, oorlog en de paniekerende massa. En niet te vergeten, door ons. Door de economische en geopolitieke verschuiving ten faveure van Antarctica.’
Skaði had willen zeggen: hoezo, iedereen weet? Niemand weet iets. Je zegt maar wat. Maar ze had gezwegen, waarna de vrouw had beweerd dat menselijk ingrijpen de opwarming nu terug aan het draaien was, zodat de oude situatie en de oude verhoudingen zouden kunnen worden hersteld. ‘Welke technologie daarvoor wordt ingezet, hebben we nog niet kunnen vaststellen.’ (Wie waren ‘we’?) ‘Wel dat de Amerikanen en de Russen geheime ondergrondse bases hebben van waaruit het klimaat beïnvloed wordt. Er is al een tijdje een geheime oorlog gaande. Een oorlog tegen ons. Een klimaatoorlog. En we staan machteloos.’
"Een klimaatoorlog. En we staan machteloos."
Op dat punt was de avond eigenlijk al reddeloos verloren geweest – de rest van het gesprek was slechts de bevestiging daarvan. Daarom had ze waarschijnlijk geen trek in het duo peper en zout. Ze riep de servicebot, liet iriscopisch de openstaande deps afschrijven en zich bij de uitgang in haar jas hijsen. Buiten, in het donker, schakelde ze haar hoover in en gleed, niet echt in rechte lijn, landinwaarts, de eenzaamheid tegemoet. Ze was gekomen voor een zorgeloze avond en wat had ze gekregen? Zorgen.
Als het echt snel kouder werd – en verdomme, het wás koud – dan zou ze dat op haar berg zeker gaan merken. Wanneer werd het daar onleefbaar? En wat zou ze dan moeten doen? Ze dacht aan haar broer, die in de hoofdstad woonde.
Waarheen zouden de bewoners vluchten? Eerst naar de periferie: naar